Onlangs sprak ik een directrice van een basisschool. Haar school staat in een wijk met vele nationaliteiten. Dit betekent dat de leraren rekenschap moeten nemen van de variatie in culturele achtergrond. Ze werken met leerlingen die het Nederlands nog eigen moeten maken. Daarmee ligt de focus sterk op ondersteuning van leerling én ouders samen.


Met een schoolgebouw op leeftijd, zijn niet alle gewenste voorzieningen optimaal. Des te bewonderenswaardig de oorkonde die de school ontving voor de hoge kwaliteit van het onderwijs. Des te bewonderenswaardig het pragmatisme waarmee ín de school een leerlingkeuken en een atelier zijn gecreëerd.

 

De school denkt na over een nieuw gebouw. Bevlogen vertelde de directrice over de visie op het Integraal Kind Centrum (IKC). Over de focus 0 tot en met 12 jaar. Over de verbinding tussen school en wijk. Over ruimten die deze relatie kunnen ondersteunen, omdat de wijk en de school er beide gebruik van maken.
En toen zei ze: “En ik hoop dat het nieuwe gebouw niet centraal staat.” Vreemd, volgend op het vlammende betoog over het IKC en de gebreken van het huidige gebouw?

Bij haar werkbezoeken in de regio bezocht ze meerdere, recent gebouwde brede scholen. Tot haar schrik werd de visie op de brede school pas echt in de steigers gezet, na oplevering van het gebouw. Ofwel: in het hele traject gaat het over gebouw, gebouw en gebouw. En dan blijft het inhoudelijk concept achter … De noodzaak om eerst over de inhoud na te denken, over samenwerking, over doelen en programma’s voor samenleving en school, wordt overal onderschreven en betoogd. Maar in de praktijk blijken de nieuwe bakstenen de overhand te krijgen.

Op de terugweg bleven twee vragen in mijn hoofd rondzingen:

Waarom staat inhoudelijk ontwikkeling van de nieuwe basisschool niet altijd centraal?
Mijns inziens komt dit doordat het lokale overleg tussen scholen over de Lokale Educatieve Agenda (LEA) en over het huisvestingsoverleg (Op Overeenstemming Gericht Overleg, of OOGO) te veel gescheiden wordt gevoerd. Daardoor ontstaat bij politiek en schoolbesturen in dat laatste overleg te veel de drang om ‘zaken binnen te halen’. Liefst in de huidige periode van de wethouder.
Een tweede reden kan zijn: de kansen die zich in deze tijd in de stad aanbieden. Vrijkomende gebouwen en locaties. Plekken waar plots een kans ontstaat om op veel kortere termijn een nieuw schoolgebouw te realiseren. Welke wethouder of schoolbestuur laat zo’n kans liggen? Inkoppen! Doen!

Hoe zorgen we dat inhoud leidend is, als basis kan dienen voor een succesvolle brede school?
De sleutel ligt met name bij de Lokale Educatieve Agenda. Als deze leidend is voor het brede school beleid, worden huisvestingskeuzes een afgeleide. In de LEA zijn de inhoudelijke doelen gemeente breed goed gecondenseerd tot een krachtig beleid. De zorg voor de kinderen (en hun ouders, gezinnen) is hier leidend. Maatregelen en beleidsdoelen staan in verbinding met de sociale domeinen, met jeugdzorg, de GGD, et cetera. Als dit beleid sterk genoeg is, kan het op elk moment in de discussie als toetssteen voor een huisvestingsvraag dienen. Ook bij opportunistische mogelijkheden als vrijkomende (erfgoed)gebouwen.

Tot slot nog even naar mijn eigen rol: ook ik ben in projecten op het gebouw gericht. Dat is immers mijn vak. Wat kan beter? Vanaf nu ga ik schoolbesturen en brede school partners nog kritischer op de inhoudelijke visie bevragen, en de voorgenomen (bouw)planning niet verstorend laten werken. Lijkt me noodzakelijk voor de kinderen en de kwaliteit van het onderwijs. Lijkt me inspirerend voor een nieuw, optimaal faciliterende huisvesting.

Auteur: Maurice Koolen